Ik kan bergen werk verzetten. Doen wat nodig is en doorgaan tot het gedaan is. Of zoals mijn oma vroeger zei: ‘je begint gewoon linksboven en gaat door tot je rechtsonder bent aangekomen.’ Op die manier deed ik jarenlang mijn werk als projectleider bij het ministerie van VWS. Ook nog tijdens mijn zwangerschap en nadat onze oudste zoon geboren was. Tot ik uiteindelijk in een burn-out belandde.
Mijn harde werken combineerde ik namelijk met een grote mate van dienstbaarheid. Aan anderen. Met alle liefde zette ik ook nog eens mijn schouders onder de doelen of een project van een ander. En dit mengsel van hard werken en dienstbaarheid leidde ertoe dat ik me nauwelijks bewust was van mijn grenzen. Dat ik smeet met mijn tijd en energie, zonder goed te weten of te voelen of waar ik zo druk mee was ook werkelijk míj diende. Dat ik me te vaak als een kip zonder kop drie slagen in de rondte werkte en daarbij mezelf voorbij holde.
Achteraf gezien bleek mijn burn-out toch een geluk bij een ongeluk. Ik kón werkelijk niet meer, kon geen kant meer op. Ik kwam nauwelijks mijn bed uit, laat staan dat ik kon rennen. Op de bodem van mijn bestaan zittend ontdekte ik wat werkelijk belangrijk was voor mij. En dat het ertoe doet om dat te weten. Sindsdien is het een gestage weg omhoog, met vallen, opstaan en weer doorgaan. Mijn blauwe plekken en littekens draag ik met trots, ze zijn getuigen van de weg die ik heb afgelegd. En juist in de imperfectie zit mijn geluk.
Hard werken en dienstbaarheid zijn trekjes die bij mij horen. Na mijn burn-out heeft het even geduurd voor ik de kracht van die twee weer kon zien: de valkuilen hadden me immers naar mijn burn-out gebracht. Inmiddels weet ik dat elke eigenschap zonnige en schaduwzijdes kent. Dat het één onlosmakelijk verbonden is met het ander. De kunst is ze in te zetten voor projecten en doelen die míj aan het hart gaan. En dat vraagt rust en stilte, afwachten wat zich in mij aandient, in plaats van me te laten leiden door wat er van buiten op me af komt.
Luisteren naar de stem van mijn hart, mijn pad de kans geven zich te ontvouwen, vergt moed en vertrouwen. Want wachten, ‘niets doen’, voelt eindeloos ongemakkelijk. De onrust jaagt door mijn lichaam, jaagt me op. En toch, pas als het me lukt dat te verdragen, daarin te verblijven, maakt de onrust plaats voor rust en ontstaat er ruimte. En in díe ruimte valt alles opeens en als vanzelf op z’n plaats, creëer ik moeiteloos en geeft het doen me juist energie.
Wanneer ik me open voor wat zich aandient, wanneer ik mijn hart volg, creëer ik moeiteloos. Dan klopt het wat ik doe, kan ik bergen verzetten en ben ik dienstbaar aan een hoger doel. Dan leef ik de beste versie van mezelf.
En willen we dat niet allemaal.
0 Reacties